-ckvsite-
E-mail: pieterbrongers@hotmail.nl
Filmtechnieken hebben een rijke geschiedenis, hebben veel ontwikkelingen meegemaakt en sterven uit waar anderen ontstaan. Bovendien zijn er verschillende soorten effecten, zoals optische effecten waarbij het beeld wordt aangepast en mechanische effecten die tijdens het filmen worden ingezet.
Special effects worden al in films gebruikt sinds 1895. De trucs toen der tijd bestonden uit het wezenlijke aanpassingen in het filmen of de setting. Het eerste effect was een onthoofding waarbij eerst de bijl naar de actrice ging, toen de camera werd gestopt, de actrice werd vervangen door een pop en de actie werd hervat. Dit is de stop-substitutietechniek. Een ander voorbeeld is het gebruik van modellen waarbij kleine voorwerpen uit het juiste perspectief worden gefilmd en zo net echt lijken. Ook matte painting is een heel oude techniek waarbij een getekende glasplaat voor de camera wordt gezet waardoor de actie in het neppe decor opgaan. Een andere veelgebruikte techniek is compositing. Daarbij worden meerdere beelden in elkaar gezet en zo lijkt het één beeld te worden. Zo kun je een klein groepje marcherende mensen filmen en die nog meermaals kopiëren en plakken in het beeld waardoor een grote groep ontstaat. Ook iemand die met zichzelf aan het praten is in hetzelfde beeld kan zo bewerkstelligd worden. Bij voorkantprojectie wordt een beeld via spiegels tegen een acteur en de achtergrond geprojecteerd maar door het vage beeld is dit niet op de acteur te zien. Dit is het geval in Superman uit 1978. Achterkantprojectie lijkt hierop. Daarbij wordt het decor en sommige aspecten van de film op de achterkant van een doorzichtig filmdoek geprojecteerd en speelt er iemand voor het doek. Zo wordt er één beeld gevormd maar het probleem is dat de achtergrond vlakker en vager is dan de personen of voorwerpen op de voorgrond. Dat is niet realistisch.
De technieken hiervoor gaan voornamelijk over het creëren van een beeld wat niet in het echt gefilmd kan worden doordat het praktisch of financieel onhaalbaar is. De meeste van deze technieken is tegenwoordig ook niet meer van toepassing. Dit komt, omdat computer-generated imagery (CGI) alles kan overnemen. Daarbij worden hele beelden op de computer gemaakt en achteraf in de film gezet. Om dat te doen worden de acteurs en soms een beperkt deel van de omgeving in het echt gefilmd. De hele set wordt er vervolgens bij in gezet. Doordat alles met de computer, die ver ontwikkeld is, gaat, hebben de achtergronden de juiste scherpte, diepte en kleur. Het lijkt voor het publiek ook veel echter dan alle mogelijkheden die hiervoor zijn besproken. De computerbeelden kunnen achter de acteurs en actrices worden gezet doordat zij zijn gefilmd voor een green screen of blue screen. De computer kan de specifieke kleur verwijderen en een ander beeld ervoor in de plaats zetten. Er moet wel op gelet worden dat de kleur overal hetzelfde is, anders valt maar een deel van het beeld weg. De belichting moet dus perfect zijn. Bovendien mogen acteurs en omgeving niet de schermkleur hebben, anders worden zij ook deels weggevaagd. De techniek van de blue en green screen heet chromakey. De technologie van de beelden zetten op het chromascreen ontwikkeld zich nog steeds. Tegenwoordig zou je niet meer zeggen dat de spelers en achtergrond gescheiden zijn, alles lijkt een geheel. Dit komt door de betere belichting en computercorrecties. Als je nu oudere films gaat kijken zie je echter wel dat de achtergrond een animatie is, zoals in de Titanic uit 1997. In de afbeeldingen is het verschil te zien tussen de Titanic en The Hobbit die nog maar een paar jaar oud is.
Een andere vaak gebruikte moderne computertechniek is motion capture. Daarbij wordt een persoon gefilmd met allerlei lichtjes of puntjes op zijn lichaam. De computer herkent die en kan een animatie die bewegingen laten volgen. Het lijkt op die manier alsof een fictioneel karakter zich beweegt alsof iemand het hem heeft opgedragen. Het is dus echter een mens die de bewegingen zo geloofwaardig maakt. Dit is te zien in de afbeeldingen.
In de twee stukken hiervoor zijn vooral de verschillen tussen vroeger en nu beschreven. Er zijn echter ook overeenkomsten. Voor bloed wordt nog altijd een rode vloeistof gebruikt, bijvoorbeeld ketchup. De technieken om het bloed geloofwaardig te laten stromen en kleding te laten doordrenken is wel verbeterd uiteraard. Ook worden weersomstandigheden nog steeds meegefilmd, zoals regen en wind. Dat is ook veel makkelijker en realistischer dan dat achteraf in de film toe te voegen.
In dit verslag zijn de bekendste special effect beschreven en de verschillen tussen het verleden en het heden uitgelegd. Ze zijn en worden zo goed dat je als kijker niet meer door hebt dat alles nep is. Daarvoor gaan de verdiensten uit naar regisseur en anderen die zich met film(techniek) bezig houden. Het is een genot om te zien wat er allemaal mogelijk is.
© 2014 Alle rechten voorbehouden.